Waarom leef je nou eigenlijk?

Het is de laatste les van het schooljaar voor deze groep. Voor me zitten kinderen van een openbare school in een grote stad. Gemêleerd publiek, dat kan ik wel zeggen. Het zijn kinderen 8 kinderen uit groep 7. Op deze school geef ik al jaren les en aan deze kinderen alweer een jaar of 3. Ik heb het voorrecht gehad om echt een band met ze op te bouwen door de jaren heen. Maar dit schooljaar was op z’n zachtst gezegd rommelig verlopen. Door de sluiting van de scholen vanwege corona, maar ook door persoonlijke omstandigheden heb ik niet veel les kunnen geven. En dus voor mijn gevoel ook niet veel meer kunnen doen dan de christelijke feesten behandelen. Het voelt alsof de band met de kinderen daardoor ook minder is geworden.

In deze les deed ik als vanouds aan het einde van het schooljaar de ‘jellybeanquiz’. Bij de kinderen geliefd en voor mij een leuke check om te kijken of ze ook iets onthouden hebben van de feitelijke verhalen die ik ze (ook) heb meegegeven. Ik lees de vraag voor en daarna zetten de leerlingen hun jellybeans in. Het is een rustige, gemoedelijke sfeer. We kennen elkaar en weten wat we aan elkaar hebben. Ineens neemt een meisje het woord.

Toen ze m’n les binnenkwam was me al opgevallen dat ze een metamorfose door had gemaakt. Haar ogen waren zwart omlijnd met eyeliner en haar haar zat anders. Bovendien droeg ze een zwart hoedje met daarop de tekst ‘not interested’. Ik had haar een complimentje gegeven met haar nieuwe stijl. Ik hou ervan dat die kinderen hun eigen stijl proberen te vinden en een beetje op zoek gaan naar wie ze willen zijn. Maar dat even terzijde. ‘Juf’, zegt ze, en ze keek me aan van onder haar hoedje. ‘Waarom leef je nou eigenlijk? Toch gewoon om dood te gaan, of…?’. Verbijsterd keek ik naar de vraag op mijn blad. De vraag ging over een lichtfeest. Welk feest er bij het Jodendom hoorde, zoiets. Het had dus niks met haar vraag te maken.

Ondertussen kon je in het lokaal een speld horen vallen. Alle ogen waren op mij gericht. Meteen schoot er van alles door me heen. Ik kan de vraag natuurlijk terugkaatsen. Zoals een goede docent tegenwoordig betaamt. Ga het gesprek aan, laat de leerling zelf nadenken, je kent het wel. Maar ik zie het ineens als een kans. Een van God gegeven kans. In deze laatste les op deze school. Na de vakantie zou ik naar een andere school gaan. Dus ik vertel wat in mijn hart opkomt. Of wat de Geest me ingeeft.

‘Je weet dat ik gelovig ben, toch? Dat ik in God geloof?’, vroeg ik. ‘Ik geloof dat ik mijn leven leef voor God. Om hem een plezier te doen met mijn leven. Maar ook dat mijn leven iets betekent als ik iets voor anderen beteken. Bijvoorbeeld als ik aardig voor iemand ben. Of als ik iemand help. Of als je van iemand houdt. Denk jij dat ook?’. Ze kijkt me aan en knikt. ‘Ik beteken iets voor mijn moeder, ze houdt van me’. We praten nog wat over en weer en hebben het over hoe je iets betekent voor een ander.

Dan is het tijd voor de antwoorden. De jellybeans zijn naar voren geschoven. Ik lees voor: ‘Welk lichtfeest hoort bij het jodendom? A. Kerstfeest B. Divali C. Chanoeka’. De leerlingen schrijven, maar in mijn hart is meer blijdschap dan hiervoor. Wat een vraag. Wat een kans om iets te vertellen over wat in je leeft. Wat een mooi moment was dat. Wat een mooi vak heb ik toch.