Worden wie je bent
‘Hoe noem je de kleding van de monniken ook alweer?’. De fluisterende stem naast me komt van een meisje. Met haar logboek voor zich op een stukje aanrechtblad en haar pen in de aanslag kijkt ze me vragend aan.
We staan in de keuken van een voormalige abdij. De rondleider vertelt juist over de grote hoeveelheid zelf verbouwde aardappelen die hier dagelijks geschild moest worden. Hoe de monniken van het poten van de aardappelen tot het koken ervan alles zelf deden. De houten schilbakken en de grote pannen staan als stille getuigen achter hem opgesteld. De keuken schoonhouden was ook een dagelijkse taak, bedenk ik me. Een vage geur van groene zeep prikkelt mijn neus. Het is een goede verteller deze rondleider, want ondanks dat de rondleiding al een uur duurt hangen de leerlingen van groep acht aan zijn lippen. Je kunt een speld horen vallen.
‘Juf?’. ‘Een habijt’, antwoord ik zachtjes. ‘O ja, dat was het. En ze hadden er maar twee toch, juf? Een voor in de kast en een om aan te trekken’. Dit laatste is eigenlijk geen vraag. Ze weet het wel. Driftig schrijft ze alles op. Vanuit mijn ooghoeken bekijk ik haar. Ik zie dat er al veel aantekeningen gemaakt zijn in het afgelopen uur. Wat is ze toch gegroeid.
Even later in de refter bij een glaasje ietwat zoete ranja kunnen we even praten. Ik vertel haar dat het me is opgevallen hoe nauwkeurig ze aantekeningen maakt en complimenteer haar voor haar betrokken houding. ‘Straks op school mogen we van meester werken aan het verslag van dit bezoek’, zegt ze. ‘En als ik het niet opschrijf vergeet ik misschien dingen en dat is zonde, want ik wil er een mooi verslag van maken’. Ik geef aan dat ik het graag wil lezen als het klaar is. Dat mag.
In gedachten ga ik terug naar twee jaar geleden. Toen ik deze groep ook al iedere week een keer lesgaf. Hoe ik het toen ook probeerde, ik kreeg dit meisje toen niet enthousiast. ‘Ik geloof niet in God, dus dan snap ik niet wat ik hier doe’, was een bijna standaardantwoord van haar. Even zo vaak was ze boos, zat ze omgekeerd op haar stoel of zelfs op de gang. Ze was niet de enige. Meerdere klasgenoten van haar lieten soortgelijk gedrag zien. De groep voelde niet veilig aan en hing als los zand aan elkaar. Het was dat jaar al een hele winst dat ze leerden dat je bij mij in de les niet hoeft te geloven of te leren geloven. Dat je bij mij mag zijn wie je bent, mag denken wat je denkt en mag voelen wat je voelt.
Hoe anders werd het toen de groep een jaar later bij hun huidige meester in de klas kwam. Bij hem mag je ook zijn wie je bent, denken wat je denkt en voelen wat je voelt. Maar daarnaast houdt hij je een spiegel voor en leert je daarmee om eerlijk en oprecht naar jezelf en je eigen acties te kijken. Deze meester leert zijn leerlingen dat zij zelf niet altijd het centrum van het universum zijn. Onze manier van werken sluit naadloos op elkaar aan. Waar hij start met een thema, vul ik het aan of andersom. Waar ik iets overbreng aan de hand van verwondering, kennis of verhalen, vult hij het aan met zijn eigen levenswijsheid. De leerlingen zie je in de loop van de daaropvolgende maanden ontdooien. Ze worden zich bewust van zichzelf én de wereld om hen heen. Er ontstaat betrokkenheid en nieuwsgierigheid. De boosheid van het meisje maakt langzaam plaats voor een leergierige houding.
De afgelopen weken hebben we in de klas onderzocht wat een klooster is. Welke mensen daar wonen. Waar zij in geloven. En waarom ze ervoor kiezen om op deze manier hun leven te leven. En nu staan we hier in deze grote oude abdij. En waar de lege ruimtes in dit gebouw niet warm te stoken zijn, brandt er in mijn hart een vuurtje. ‘Wat is het hier mooi hè, juf!’. Het meisje zucht ervan. Ik kan niet anders dan dat beamen. Wat is het hier mooi. Maar bovenal: wat is dit een bijzondere ochtend.