Een godenzinnetje
Als afsluiting van de lessen over de acht barmhartigheden komen twee mensen op bezoek in de GVO-les van groep 6 om te vertellen over de SOOS in de kerk. De kinderen zijn nieuwsgierig en de vragen branden al los, voordat de dames op hun stoel zitten. ‘Wat is een SOOS?’ ‘Wat doen jullie daar?’ ‘Is het daar leuk?’ ‘Kan ik daar ook naar toe?’. Barrie en Willeke vertellen.
De kinderen reageren enthousiast en steken om de haverklap een vinger op. Als één van de twee vertelt hoe moeilijk het werd toen de corona-epidemie kwam en de mensen elkaar niet meer mochten ontmoeten, begrijpen de kinderen feilloos wat een moeilijke tijd dat was. Ze vertellen hoe saai het was om niet naar school te mogen en zo lang achter de laptop te moeten zitten. ‘Ik kreeg bijna blaren hoor’, lacht een leerling en laat zijn billen zien. Iedereen lacht. Maar de lach verdwijnt als een meisje vertelt dat haar oma heel erg ziek was en zij niet bij haar op bezoek mocht in het ziekenhuis. ‘Ze ging bijna dood’, zegt ze zacht. ‘Ik was heel bang, want dan had ik nooit meer pannenkoeken bij haar kunnen eten en oma nooit meer kunnen knuffelen’. De andere kinderen vullen aan en er volgt een mooi gesprek. Aan het eind van deze les geven de kinderen hun zelfgemaakte boekenleggers aan de twee gasten om ze aan de mensen van de SOOS te geven.
Aan het eind van de les mag iemand een mooie afsluitende zin bedenken. Een leerling steekt haar vinger op. Zij heeft pas een zinnetje gelezen toen ze in de bibliotheek was. Omdat haar mama meende dat het een ‘godenzinnetje’ was had ze het onthouden. Met heldere stem declameert ze: ‘Want ik ben hongerig geweest, en gij hebt mij te eten gegeven’.