Een zwarte steen

Yes! We hebben weer GVO!’. klinkt het als de leerlingen van groep 7/8 me zien. Ze drommen lachend de directeurskamer binnen waar de GVO-les plaatsvindt en kijken me verwachtingsvol aan. ‘Wat gaan we doen?’. Ze kijken nieuwsgierig naar het attribuut dat op het ‘GVO-tafelkleedje’ ligt. Dat tafelkleedje ligt er al vanaf het begin van het schooljaar. Alle namen van de kinderen staan erop en bij de namen heeft iedereen onderwerpen geschreven waarover ze willen praten in de lessen.

Ik heet de kinderen welkom en til de kledinghanger op waaraan twee kunststof bakjes bevestigd zijn met een rode draad. Ze herkennen het als een weegschaal en luisteren goed naar de opdracht die erbij hoort: ‘Denk na over de aarde en de dingen die op de aarde gebeuren. Er zijn zwarte en witte stenen. De witte staan voor dingen die je leuk vindt op de aarde en de zwarte voor nare dingen. Je mag een steen naar keuze in een van de bakjes doen. Vertel erbij waarom je een zwarte of witte steen gebruikt’.

Om de beurt leggen de kinderen de stenen in de bakjes en benoemen onder andere: de oorlog in Oekraïne, het milieu (want de aarde is hartstikke vies en de oceaan ligt vol plastic), corona (was helemaal niet leuk en nog niet over), dierenmishandeling en zinloos geweld (pas is er iemand zomaar doodgestoken!)

Al gauw merken ze dat het bakje met de zwarte stenen zwaarder weegt dan die met de witte. ‘We moeten de weegschaal in evenwicht brengen!’ roepen ze en bedenken fijne dingen, zoals: er zijn goede medicijnen voor als je ziek wordt, er is hier genoeg te eten, we hebben kleren, we hebben GVO! Het lukt, de weegschaal hangt gelijk. Een meisje staat aarzelend met een zwarte steen in haar handen. ‘Geen zwarte meer!’ roepen de kinderen in koor. ‘Want dan is de wereld weer ongelijk!’. ‘Maar deze steen is voor mijn vader’, zegt ze zacht. ‘Ik weet niet of dat ook telt voor de wereld?’. ‘Het is een zwarte steen’, merk ik op. ‘De zwarte steen staat voor verdriet en pijn in de wereld, dus jij mag de steen in het bakje doen’. Ze legt zacht de steen in het bakje en zucht. De kinderen staan stil om haar heen. ‘Wil je erover vertellen?’ vraag ik. Ze aarzelt even, haalt dan haar schouders op en zegt: ‘Ik wil het best zeggen hoor. Mijn ouders zijn gescheiden. Van mijn moeder mag mijn vader best contact met mij, maar hij doet het niet. Hij belt niet en zoekt me niet op, ik zie hem nooit. Ik besta niet voor hem’. Het is stil. ‘Het is een zware zwarte steen voor jou’, zeg ik. Ze knikt. Dan doet een klasgenootje een stap naar voren en zegt: ‘Dan doe ik nog een witte steen in het andere bakje. Voor alle goede ouders’.